1.1 Zit- en stuurhouding

Bij de meeste auto’s kan het stuur op hoogte en in afstand tot de bestuurder afgesteld worden. Zo wordt voor de bestuurder een optimale positie t.o.v. het stuur in combinatie met de afstelling van stoelzitting en rugleuning gewaarborgd. Tijdens het rijden dient het stuur en/of de stoel niet versteld te worden. Bij een goede zit komen zoveel mogelijk gevoelszenuwen in aanraking met de auto. Een goed afgestelde hoofdsteun geeft maximale bescherming voor nek en hoofd tijdens een aanrijding, vooral bij een zogenaamde kop/staartbotsing. Daarom dient een aanwezige hoofdsteun goed te worden afgesteld ten opzichte van de lengte van de bestuurder en eventuele passagiers. Als er een mogelijkheid is om de hoofdsteun te kantelen dient de ruimte tussen hoofd en hoofdsteun zo klein mogelijk gemaakt te worden.

Van een goede zithouding is sprake wanneer stoel en hoofdsteun optimaal zijn afgesteld op de bestuurder. Dit is het geval indien:

  • De bovenbenen over een zo groot mogelijke afstand op de zitting rusten
  • Bij geheel aangesloten rug in de rugleuning het bovenste punt van het stuurwiel nog juist goed met beide handen vastgepakt kan worden
  • Het linkerbeen bij geheel ingedrukt koppelingspedaal nog licht gebogen is
  • Er goed zicht is op de weg
  • De bovenzijde van de hoofdsteun op gelijke hoogte is met de bovenkant van het hoofd.

Boek nu een theorie-cursus

[mollie-forms id=”52385″]